In Nederland komt een aantal verschillende soorten sociaal levende wespen voor, de zogenaamde limonadewespen. Dit zijn o.a. de Gewone wesp en de Duitse wesp.
Wespen van deze soorten zijn visueel moeilijk te onderscheiden, vooral de werksters, hoewel het verschil bij de koninginnen iets duidelijker is. Een goed ontwikkeld wespenvolk kan meer dan 5000 individuen bevatten. Wespen steken alleen als ze bedreigd worden of als hun nest wordt verstoord. Sommige mensen zijn extreem gevoelig voor wespengif en hebben direct medische hulp nodig na een steek.
Duitse en gewone wespen hebben een typische geel-zwarte dwarstekening op hun achterlijf. Ze zijn slank en hebben twee paar vleugels. Werksters zijn meestal 10-15 mm lang, terwijl koninginnen groter zijn, tot wel 20 mm. Een opvallend kenmerk van de limonadewesp is de smalle taille tussen borststuk en achterlijf.
Deze wespensoorten leven sociaal in groepen. In het voorjaar legt een bevruchte koningin een nest aan, meestal op beschutte plaatsen zoals schuren, spouwmuren, of onder daken. Ze gebruiken fijngekauwd hout om raten te maken waarin eitjes worden gelegd. De larven worden door de koningin verzorgd en ontwikkelen zich tot werksters. In augustus of september worden mannelijke wespen en nieuwe, vruchtbare vrouwtjes geboren. Na de paring sterven de mannetjes, en aan het einde van de herfst sterft de hele kolonie.
Wespen hebben suikers nodig en halen nectar uit bloemen, honingdauw van bladluizen, en sap van rijpe vruchten. Ze eten ook zoete voedingsmiddelen zoals limonade en stroop. Voor eiwitten vangen ze andere insecten, waardoor ze nuttig zijn voor het bestrijden van plagen.
Om wespen buiten te houden, moeten openingen in ramen en deuren worden afgedicht met horren. Het dichten van naden en kieren in muren voorkomt nestvorming. Afvalbakken moeten gesloten worden gehouden om voedselbronnen te beperken.
Wespen zijn zeer nuttige dieren. Slechts in noodgevallen moeten ze bestreden worden. Is het onvermijdelijk om een wespennest te bestrijden, dan kan dit het beste gebeuren door een poedervormig biocide (= bestrijdingsmiddel) aan te brengen in de invliegopeningen waar de wespen in en uit kruipen. Denk aan de openingen van het nest, openingen in de buitenmuur van een gebouw (bijvoorbeeld ventilatieopeningen van de spouwmuur) of gaten langs kozijnen. Het maakt daarbij geen enkel verschil of het nest zich dichtbij of verderop achter de opening bevindt. Het middel kan
met behulp van een poederspuit worden toegepast door een deskundige en daartoe bevoegde bestrijdingstechnicus. In de meeste gevallen zal de populatie enkele uren na de behandeling zijn uitgeroeid.
Stop nooit volledig de uitvliegopening(en) van een wespennest. Wespen zullen andere uitgangen zoeken en kunnen dan in huis belanden.